Lijst met sluitende verzorgingshuizen geeft eenzijdig beeld

Vanaf 2013 worden geen nieuwe indicaties meer afgegeven voor verblijf in een verpleeg- of verzorgingshuis voor ouderen met een lichte zorgzwaarte (zzp1 en zzp2) (1). Vanaf 2014 geldt dit ook voor zzp3 en vanaf 2016 voor een deel van zzp4 (2). Berenschot berekende dat sluiting dreigt voor 800 van de 2000 ouderenzorghuizen (3). In samenwerking met de NOS heeft Berenschot een lijst opgesteld van verzorgingshuizen die aangeven te sluiten. In 2012 zijn 14 verzorgingshuizen gesloten, en voor 40 huizen staat sluiting op de planning (4), hoewel niet altijd aangegeven is op welke termijn.

JPEG Zorginstelling
Ongeveer 25% van de ouderen die in 2012 in een instelling zit heeft zzp1 t/m zzp3. Het kostenaandeel van deze populatie is in totaal ongeveer 15%. Omdat alle huidige bewoners mogen blijven, zal de bezuiniging geleidelijk plaatsvinden. Volgens het SCP verblijven ouderen ongeveer vier jaar in een verzorgingshuis (5), wat betekent dat de afname van het aantal plaatsen over vier jaar wordt uitgespreid. Aangezien de tarieven van de ouderenzorg in 2012 nog met 9% stegen (6), er lange wachtlijsten bestonden (7), en de eigen vermogens van instellingen gegroeid zijn naar gemiddeld 33% van het vermogen (8), zou de gemiddelde instelling genoeg ruimte moeten hebben om de geleidelijke afname in ieder geval de eerste jaren op te vangen.

Hoewel het percentage ouderen dat in een oudereninstelling zit al jaren afneemt, zal door de vergrijzing het absolute aantal ouderen met een zware zorgbehoefte toenemen. De vraag naar verpleeghuisplaatsen zal dus toenemen, wat voor een deel van de verzorgingshuisplekken potentie biedt om omgebouwd te worden naar verpleeghuisplekken. Ouderen met een lichte zorgzwaarte hebben vaak behoefte aan een beschutte woonomgeving waarbij zorg in de buurt is, een van de redenen waarom voorheen de keuze voor een verzorgingshuis werd gemaakt. Aanleunwoningen zijn voor deze groep ouderen een reële optie, en de vraag naar beschutte woningen zal de komende jaren stijgen. Nieuwere verzorgingshuisappartementen zijn doorgaans geschikt voor ombouw naar aanleunwoningen of zwaardere zorg. Huizen van voor 1990 zijn vaak klein (minder dan 36m2) en functioneel verouderd. Deze gebouwen hebben bovendien nog weinig boekwaarde, zodat leegstand niet snel voor betalingsproblemen zorgt. Een beperkte leegstand valt op te vangen, omdat de vergoeding voor huisvesting (de NHC) voor deze gebouwen aan de ruime kant is (9). Een deel van de verzorgingshuisplaatsen zal verdwijnen, en voor een deel zal een alternatieve bestemming kunnen worden gevonden. Op basis van bovenstaande ontwikkelingen lijkt het aannemelijk dat het aantal oudereninstellingen dat door de bezuinigingen in de financiële problemen komt en de deuren moet sluiten de eerste jaren zeer beperkt zal zijn.

De sluiting van 14 verzorgingshuizen in 2012 heeft weinig te maken met het huidige beleid. Deze verzorgingshuizen waren functioneel verouderd en moesten hoe dan ook vervangen worden. In de zorgsector wordt gerekend met een levensduur van 30 jaar zonder grote renovaties. Na 30 jaar moeten de huizen afgebroken worden of grondig verbouwd (10). Jaarlijks moet dus een deel van de 2000 huizen in Nederland worden gesloten of ingrijpend verbouwd. Ook een aantal instellingen op de lijst hebben niet alleen een locatie gesloten, maar ook nieuwe locaties gebouwd. Bij één instelling die volgens de lijst twee huizen heeft gesloten, blijkt het om een opnamestop te gaan. Deze instelling heeft in 2013 vier nieuwbouw- en renovatieprojecten lopen of afgerond (11).

Het zou passend zijn als niet alleen de sluitingen worden bijgehouden, maar ook de openingen van nieuwe huizen. Mijn inschatting is dat er dan een ander beeld ontstaat, namelijk dat er te weinig capaciteit wordt afgebouwd. Instellingen wijzen naar elkaar als het gaat om afbouw, en ze gaan sterker concurreren om de beschikbare plaatsen. Concurrentie is niet verkeerd, als instellingen zouden concurreren op geleverde kwaliteit. Investeringen in kwaliteit zijn minder zichtbaar dan investeringen in vastgoed, en trekken initieel mogelijk minder nieuwe cliënten. Het gaat ten koste van de doelmatigheid als instellingen door het bouwen van gloednieuwe gebouwen ouderen proberen binnen te halen. In dat geval blijft er overcapaciteit en ontstaat er leegstand in huizen die functioneel nog niet verouderd zijn. De investeringen zouden beter naar verbetering van de geleverde zorg kunnen gaan.

1   Voor een overzicht van zzp’s, zie: bijlage 3 bij NZa (2013)
2   Bron: Regeerakkoord (2012) en zorgakkoord (2013)
3   Bron: Berenschot (2013)
4   Bron: Berenschot (2014)
5   Bron: SCP (2004)
6   Bron: NZa (2013): Stand van de zorgmarkten 2012
7   Bron: Kamerbrief over wachtlijst langdurige zorg, september 2013
8   Bron: CBS (2013): Financiële kengetallen zorginstellingen 2012
9   Bron: ActiZ (2012): benchmark in de zorg 2012
10 TNO (2012): Zorgarchitectuur Zorgvastgoed, Strategie en concept voor rendement en waarde.
11 Bron: Jaarverslag Careyn (2012)

Niek Stadhouders, MSc, wetenschappelijk onderzoeker bij Celsus, academie voor betaalbare zorg